Page 1
Personal Computer Typen 6266, 6270, 6276, 6279, 6280 en 6286 Handboek voor de gebruiker...
Page 2
Derde uitgave (januari 2001) Deze publicatie is een vertaling van de Engelstalige publicatie IBM Personal Computer Types 6266, 6270, 6276, 6279, 6280 and 6286: User Guide, bestelnummer 23P1088. De informatie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen Voor technische informatie en het aanvragen van publicaties kunt u zich wenden tot uw IBM- leverancier of IBM Nederland N.V.
Inhoudsopgave Kennisgevingen.................... vii Veiligheidsrichtlijnen ..................viii Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen ........xii Hoofdstuk 1. Over dit boek................1 Waar vindt u meer informatie ................ 3 Hoofdstuk 2. Aan de slag................5 Het beeldscherm instellen ................6 Energiebesparing................... 7 Het geluidsvolume regelen ................11 Het hoofdtelefoonvolume regelen ............
Page 4
Hoofdstuk 6: Adapterkaarten en stations installeren ....... 53 Conflicten met geïnstalleerde adapters oplossen ......... 54 Werken met de hardware in de systeemeenheid .......... 55 Adapterkaarten installeren en verwijderen (desktopmodel) ......56 Adapterkaarten installeren en verwijderen (microtower) ....... 57 Stations installeren ..................58 Het diskettestation verwijderen (desktopmodel) ........
Page 5
Bijlage B. Modemgegevens ................. 105 De modem bedienen ..................107 Modemopdrachten ..................110 AT-opdrachten ..................111 Waarden voor +MS................113 Uitgebreide AT-opdrachten..............114 V.42bis-opdrachten................115 Responscodes ....................116 S-registers ..................... 117 Bijlage C. Beeldschermterminologie ............119 Trefwoordenregister..................121...
Kennisgevingen Verwijzing in deze publicatie naar producten (hardware en software) of diensten van IBM houdt niet in dat IBM deze ook zal uitbrengen in alle landen waar IBM werkzaam is. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van IBM houdt niet in dat uitsluitend IBM-producten of -diensten gebruikt kunnen worden.
Veiligheidsrichtlijnen Installatie De constructie van de IBM Personal Computer biedt extra bescherming tegen het risico van een elektrische schok. Het netsnoer van de IBM-computer heeft een stekker met randaarde. Deze is vereist om de metalen onderdelen te aarden. Degene die de computer installeert, moet ervoor zorgen dat de computer wordt aangesloten op een correct bedraad stopcontact met randaarde.
Veilig werken met de hardware Elke keer dat u de computer opent, moet u bepaalde veiligheidsrichtlijnen in acht nemen om schade aan de computer te voorkomen. Voor uw eigen veiligheid en om beschadiging aan de apparatuur te voorkomen, gaat u bij het verwijderen van de kap van de computer te werk volgens de procedure in “De computer loskoppelen”...
Page 10
De computer loskoppelen U koppelt de computer als volgt los: 1. Zet de computer en alle aangesloten apparaten die een eigen aan/uit-knop hebben uit. 2. Haal alle stekkers uit het stopcontact. 3. Ontkoppel alle communicatiekabels (zoals modemkabels en netwerkkabels) van de aansluitingen in de muur of de vloer. 4.
Page 11
Informatie over de lithiumbatterij In deze computer worden lithiumbatterijen gebruikt. Bij onjuiste Waarschuwing! behandeling van deze batterijen kan er gevaar ontstaan voor brand, explosie of brandwonden. Neem de volgende veiligheidsrichtlijnen in acht: • Laad de lithiumbatterij niet op, haal hem niet uit elkaar, verwarm hem niet en stel hem niet bloot aan open vuur.
Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen Sommige modellen IBM Personal Computer zijn in de fabriek uitgerust met een CD- ROM- of DVD-station. CD-ROM- en DVD-stations worden ook afzonderlijk verkocht. Het CD-ROM- of DVD-station is een laserproduct. Voor de Verenigde Staten geldt dat het CD-ROM- of DVD-station voldoet aan de vereisten van de Department of Health and Human Services 21 Code of Federal Regulations (DHHS 21 CFR) Subchapter J voor laserproducten van Klasse 1.
Hoofdstuk 1. Over dit boek Dit Handboek voor de gebruiker bevat algemene informatie die van belang is voor alle gebruikers van een IBM Personal Computer. Als u de computer eenmaal hebt uitgepakt en alle componenten hebt aangesloten, kunt u dit boek gebruiken als uw gids voor de hardware en voor het oplossen van problemen.
Page 14
• “Hoofdstuk 4. Het programma IBM BIOS Setup” op pagina 23 Met het programma IBM BIOS Setup kunt u de configuratie van het systeem aanpassen. In dit hoofdstuk leest u hoe dat werkt. • “Hoofdstuk 5. De installatie van hardware voorbereiden” op pagina 39 Dit hoofdstuk beschrijft de voorbereidingen die noodzakelijk zijn bij het installeren of vervangen van adapterkaarten, schijfstations en componenten op de systeemplaat.
Waar vindt u meer informatie In de volgende publicaties en online documentatie vindt u meer informatie over uw computer: Naslagboekje: Bij uw computer wordt een Naslagboekje geleverd. Hierin vindt u veiligheidsrichtlijnen, installatie-instructies, informatie over service en ondersteuning, plus andere elementaire informatie over de computer. Online informatie: De “online informatie”...
Page 16
IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker...
Hoofdstuk 2. Aan de slag In dit hoofdstuk vindt u informatie voor het wijzigen van deze instellingen en het tot stand brengen van verbindingen. • “Het beeldscherm instellen” op pagina 6 • “Het geluidsvolume regelen” op pagina 11 • “Instellingen voor communicatie opgeven” op pagina 14 •...
Het beeldscherm instellen Als u de computer voor het eerst aanzet, kiest het systeem automatisch een groep instellingen voor het beeldscherm. Wellicht wilt u bepaalde instellingen echter wijzigen. Met Windows kunt u onder andere de schermresolutie, het aantal kleuren en de grootte van de letters aanpassen. Voor informatie over uw model beeldscherm en de configuratie-instellingen kunt u de documentatie bij het beeldscherm raadplegen.
Energiebesparing In de documentatie bij het beeldscherm kunt u opzoeken of het beeldscherm een functie voor energiebesparing heeft. Een dergelijke functie wordt vaak Display Power Management Signaling (DPMS) genoemd. Als u DPMS gebruikt, gaat het beeld uit nadat u de computer een bepaalde, vooraf ingestelde tijd niet actief hebt gebruikt.
Page 20
U past de eigenschappen van het beeldscherm als volgt aan: 1. Dubbelklik op het pictogram Deze computer op het bureaublad. 2. Dubbelklik in het venster Deze computer op het pictogram Configuratiescherm. 3. Dubbelklik in het venster Configuratiescherm op het pictogram Beeldscherm.
Page 21
Tips voor het kiezen van de beste beeldschermeigenschappen Kies altijd de instellingen die u het prettigst en het meest comfortabel vindt. De hoogste resolutie en het grootste aantal kleuren zijn niet altijd het beste. Bijvoorbeeld: • Bij hogere resoluties worden er meer beeldpunten (pixels) afgebeeld. Er passen daardoor meer letters en afbeeldingen op het scherm, maar het formaat van die letters en afbeeldingen is ook kleiner.
Page 22
De Help-functie van Windows gebruiken bij het kiezen van instellingen In de Help-functie van Windows vindt u aanvullende instructies voor het instellen van het beeldscherm. U kunt als volgt de gewenste beeldscherminstellingen kiezen: 1. Klik op het bureaublad van Windows op de knop Start. 2.
Het geluidsvolume regelen Bij bepaalde modellen kan het geluidsvolume op meer dan één manier worden geregeld: • Met de volumebesturingssoftware die bij de computer is geleverd Dit is de enige manier om het volume van de bij de computer geleverde luidsprekers aan te passen.
Het hoofdtelefoonvolume regelen U kunt een hoofdtelefoon aansluiten op de speciale aansluiting op het CD-ROM- station (niet bij alle systemen beschikbaar) of op de lijnuitgang aan de achterkant van de systeemeenheid. De lijnuitgang is te herkennen aan dit symbool: • Bij bepaalde IBM-computers is het CD-ROM-station uitgerust met een hoofdtelefoonaansluiting en een volumeregelaar.
Page 25
• U kunt de hoofdtelefoon ook aansluiten op de lijnuitgang aan de achterkant van de systeemeenheid.Deze uitgang wordt ook gebruikt voor de externe luidsprekers. U moet de luidsprekers ontkoppelen om de hoofdtelefoon te kunnen aansluiten. Als u de hoofdtelefoon aansluit op de lijnuitgang, hoort u alle geluiden, of die nu door de computer worden gegenereerd of afkomstig zijn van externe apparaten die op de computer zijn aangesloten (zoals een MIDI-toetsenbord).
Instellingen voor communicatie opgeven Als uw computer is uitgerust met een data/faxmodem, kan hij communiceren met andere computers en faxapparaten. Bepaalde personal computers van IBM worden kant en klaar met een modem afgeleverd. Is er bij uw systeem wel een modem geleverd maar is die nog niet geïnstalleerd, doe dat dan eerst.
Zolang de modem in gebruik is, kan de telefoonlijn niet voor andere doeleinden worden gebruikt.Als de lijn wordt onderbroken, stopt de communicatie direct. Zolang de computer gebruik maakt van de telefoonlijn, kunt u de telefoon dus niet van de haak nemen. Als u de functie Wisselgesprek gebruikt, moet u die functie uitschakelen.
De computer configureren voor een verbinding met Internet Als uw computer is uitgerust met een modem, kunt u een verbinding met Internet tot stand brengen. Maar voordat u uw Internet-software kunt configureren, moet u de computer aansluiten op het telefoonnet. Bij de computer wordt de CD Software Selecteren geleverd.
Page 29
De wizard Internet-verbinding Bij de computer wordt een programma gegevens dat u door de hele procedure van het tot stand brengen van een verbinding met Internet loodst. U kunt dit programma (een "wizard") niet alleen gebruiken voor The Microsoft Network, maar ook voor elke andere Internet-provider.
Page 30
Het Rapid Access II-toetsenbord gebruiken Bij modellen die worden geleverd met een Rapid Access-toetsenbord, kunt u profiteren van een aantal speciale knoppen voor extra functies. Zo zijn er enkele sneltoetsen waarmee u programma's kunt starten, bestanden kunt openen en speciale functies kunt uitvoeren. Hierdoor kunt u rechtstreeks naar een programma, bestand of Internet-adres gaan en hoeft u dus niet meer op een pictogram te klikken, niet meer naar een programma in het menu Start te zoeken en geen Internet-adres meer te typen.
Hoofdstuk 3. Energiebeheer De computer voldoet aan de normen voor ACPI (Advanced Control Power Interface) en APM (Advanced Power Management). Dit betekent dat de computer naar een energiebesparende werkstand ("spaarstand") gaat op basis van de instellingen die u opgeeft. U kunt de instellingen voor energiebeheer opgeven in het programma IBM BIOS Setup.
ACPI BIOS-werkstand De functie ACPI BIOS-werkstand gebruiken U gebruikt de functie ACPI BIOS-werkstand als volgt: 1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie “Het programma IBM BIOS Setup starten” op pagina 26). 2. Kies in het hoofdmenu van het programma IBM BIOS Setup de optie Power Management.
Deze functie bewaakt de hardware van de computer en zorgt daarmee voor automatische energiebesparing. U gebruikt de functie APM als volgt: 1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie “Het programma IBM BIOS Setup starten” op pagina 26). 2. Kies in het hoofdmenu van het programma IBM BIOS Setup de optie Power Management.
Automatisch aanzetten Met deze optie kunt u functies in- of uitschakelen waarmee de computer automatisch kan worden aangezet. Geef vervolgens op welke opstartvolgorde u wilt gebruiken voor het door u gekozen type activering. U gebruikt de functie Automatisch aanzetten als volgt: 1.
Hoofdstuk 4. Het programma IBM BIOS Setup Uw IBM Personal Computer is bij levering volledig geconfigureerd en klaar voor direct gebruik. U kunt de configuratie-instellingen bekijken met behulp van het programma IBM BIOS Setup. Met dit programma kunt u bepaalde configuratie-instellingen ook wijzigen. Als u bijvoorbeeld nieuwe hardware in de computer installeert, kan het nodig zijn om bepaalde instellingen te controleren of bij te werken.
Overzicht van het programma IBM BIOS Setup Met het programma IBM BIOS Setup kunt u belangrijke informatie over de computer en de hardware bekijken en wijzigen. Als u nieuwe hardware in de computer installeert of als u tijdens het werken met de computer een foutbericht ziet, kan het noodzakelijk zijn om dit programma te gebruiken.
Page 37
Bepaalde opties en instellingen in het programma IBM BIOS Setup worden alleen ter informatie afgebeeld, zoals de gegevens in de menu's System Summary en Product Data. Zie “Het hoofdmenu” op pagina 27 voor meer informatie over deze menu's. Met andere opties kunt u de werking van de computer beïnvloeden. U kunt het programma IBM BIOS Setup bijvoorbeeld gebruiken voor de volgende handelingen: •...
Het programma IBM BIOS Setup starten Als de computer aan staat U start het programma IBM BIOS Setup als volgt als de computer al aan staat: 1. Sla alle geopende bestanden op, sluit alle programma's, sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit. 2.
De menu's van het programma IBM BIOS Setup Het hoofdmenu van het programma IBM BIOS Setup verschijnt meteen nadat u op F1 hebt gedrukt. Het hoofdmenu Configuration/Setup Utility Select option: System Summary Product Data Devices and I/O Ports Start Options Date and Time System Security Advanced Setup...
Page 40
Toetsen Functie Door de opties in het menu bladeren. (Druk op Enter om de gewenste optie te kiezen.) Door de waarden van een optie bladeren. In sommige menu's kunt u met deze toetsen van het ene veld naar het andere gaan. Uw wijzigingen opslaan.
Instellingen wijzigen In de menu's van het programma IBM BIOS Setup wordt alle informatie die u kunt wijzigen, afgebeeld tussen vierkante haken: [ ]. Informatie die niet tussen dergelijke vierkante haken staat, kan niet worden gewijzigd. Met de toetsen pijl omhoog en pijl omlaag kunt u de opties accentueren.
Wijzigingen ongedaan maken Het kan gebeuren dat u in het programma IBM BIOS Setup wijzigingen aanbrengt die u liever niet wilt bewaren. U kunt uw wijzigingen als volgt ongedaan maken: 1. Ga terug naar het hoofdmenu van het programma IBM BIOS Setup. 2.
Opties in het programma IBM BIOS Setup Devices and I/O Ports Met de opties in dit menu kunt u de apparaten en I/O-poorten in de computer configureren. Mouse Hiermee kunt u opgeven of er een muis aangesloten is. Diskette Drive A Met deze optie kunt u opgeven of er een diskettestation is geïnstalleerd als station A, en zo ja: wat voor type station dit is.
USB Keyboard/Mouse Support Selecteer Autodetect als u deze ondersteuning wilt gebruiken. Om deze optie te kunnen gebruiken, moet USB-ondersteuning eveneens ingeschakeld zijn. Als u niet van plan bent een USB-toetsenbord of -muis te gebruiken, selecteert u Disabled. IDE Drives Setup Hiermee krijgt u informatie over de vaste-schijf- en CD-ROM-stations die in de computer geïnstalleerd zijn.
Start Options Dit zijn instellingen die van invloed zijn op de manier waarop de computer wordt opgestart. Startup Sequence Uw computer kan vanaf verschillende apparaten worden opgestart: het vaste- schijfstation, het diskettestation en het CD-ROM-station. Het opstartprogramma zoekt deze apparaten in een bepaalde volgorde. Primary startup Sequence Met deze optie kunt u de opstartvolgorde bekijken en wijzigen.
Page 46
Keyboard Numboard State Met deze optie geeft u de standaardstatus van het numerieke toetsenblok op. Standaard wordt het systeem opgestart met NumLock aan. Het numeriek toetsenblok is ingesteld op numerieke functies. Het numeriek toetsenblok is ingesteld op cursorfuncties. Keyboard Speed U kunt instellen hoe snel het toetsenbord reageert wanneer u een toets ingedrukt houdt.
Date and Time Hiermee kunt u de datum en tijd van de interne klok instellen. Advanced Setup Met deze opties kunt u geavanceerde hardwarefuncties configureren. Breng hier alleen wijzigingen aan als u een expert bent op het gebied van computerhardware. Als deze instellingen onjuist zijn, werkt de computer namelijk niet goed.
Address Decode Kies Yes als er bij het opstarten fouten met het nummer 185X worden gemeld en het systeem probeert op te starten met een Plug en Play-compatibel besturingssysteem. In de documentatie bij het besturingssysteem kunt u vinden of dit het geval is. Plug and Play operation system Als deze optie ingeschakeld is, kan het serienummer van de processor worden gelezen door het systeem en door de software.
APM BIOS Mode Als u deze optie inschakelt, wordt er energie bespaard wanneer de hardware enige tijd niet wordt gebruikt. Activity Monitor Met deze optie kunt u opgeven welke systeemactiviteiten moeten worden bewaakt voor automatisch energiebeheer. Automatic Power On Met deze optie kunt u opgeven op welke manieren de computer automatisch kan "ontwaken"...
U kunt de IDE-controller zodanig instellen dat deze de toegang tot de vaste schijf toestaat of blokkeert. De toegang tot het diskettestation kunt u op dezelfde manier beheren. Daarnaast kunt u desgewenst opgeven dat diskettes of andere verwisselbare opslagmedia alleen mogen worden gelezen en dat ze niet mogen worden beschreven.
Hoofdstuk 5. De installatie van hardware voorbereiden U kunt diverse soorten hardware installeren of vervangen: adapterkaarten, schijfstations en bepaalde componenten op de systeemplaat. Als u de installatie van de nieuwe hardware goed plant en voorbereidt, kost het installatieproces aanzienlijk minder moeite. Zo bepaalt het type hardware dat u wilt installeren of de computer aan of uit moet staan op het moment dat u begint.
Een beeld van de nieuwe hardware krijgen In de documentatie bij de nieuwe hardware vindt u waarschijnlijk informatie over de vereiste instellingen en instructies voor de installatie. Bestudeer de documentatie zorgvuldig. Als er in de documentatie sprake is van de toewijzing van I/O-adressen, IRQ's (interruptniveaus) of DMA-kanalen in uw computer, raadpleegt u “Bijlage A.
De installatie plannen U moet precies weten hoe de nieuwe hardware samenwerkt met de bestaande hardware vóórdat u de stekker uit het stopcontact haalt, de kap opent en begint met het verwijderen of installeren van hardware. Noteer bovendien tijdens het werk alle wijzigingen die u aanbrengt.
Resourceconflicten oplossen Met het Configuratieprogramma Het BIOS (Basic Input/Output System) detecteert de meeste wijzigingen in de hardware automatisch en past vervolgens de bijbehorende configuratie-instellingen in het CMOS aan. In gevallen waarin de CMOS-instellingen niet automatisch worden aangepast, verschijnt er een bericht waarin u eraan wordt herinnerd de instellingen handmatig aan te passen.
Page 55
5. Selecteer een apparaat en klik op de knop Eigenschappen. Er verschijnt een venster met een overzicht van de eigenschappen van het apparaat. 6. Breng de gewenste wijzigingen in de instellingen aan, zodanig dat het apparaat geen conflict meer oplevert met andere apparaten. 7.
De systeemeenheid openen Het is belangrijk dat u zich elke keer dat u de systeemeenheid opent, houdt aan specifieke veiligheidsrichtlijnen. Veiligheidsmaatregelen nemen Lees, vóórdat u de systeemeenheid opent, ”Veiligheidsrichtlijnen” op pagina viii. Voor uw eigen veiligheid en om beschadiging aan de apparatuur te voorkomen, gaat u bij het verwijderen van de kap van de systeemeenheid als volgt te werk: 1.
De kap verwijderen (desktopmodel) Verwijder de kap van de systeemeenheid aan de hand van de volgende aanwijzingen: 1. Draai de schroef los waarmee de kap aan de achterkant van de systeemeenheid vastzit. 2. Houd de kap bij de zijkanten vast en trek hem ongeveer een centimeter naar voren.Til de kap op en neem hem weg.
De kap verwijderen (microtower) Verwijder de kap van de systeemeenheid aan de hand van de volgende aanwijzingen: Raadpleeg “Veiligheidsmaatregelen nemen” op pagina 44 Opmerking: voordat u de volgende stappen uitvoert. 1. Draai de drie schroeven los waarmee de kap aan de achterkant vastzit. IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker...
Page 59
2. Houd de kap bij de zijkanten vast en duw hem een paar centimeter naar achteren. Til de kap op en neem hem weg. 3. Raak het metalen frame van de systeemeenheid even aan om de statische elektriciteit in uw lichaam af te voeren. Raak de componenten binnenin het frame niet aan voordat u het frame aangeraakt hebt.
De binnenkant van de systeemeenheid (desktopmodel) Als u de kap hebt verwijderd, kunt u in de systeemeenheid kijken (zie onderstaande afbeelding). Opmerking: Op de volgende pagina staat een beschrijving van de componenten binnenin de systeemeenheid. De computer beschikt over drie vakken (of compartimenten) voor stations. Eén vak is bedoeld voor een station van 5,25 inch, de twee andere voor stations van 3,5 inch.
Page 61
Voedingseenheid. De voedingseenheid voorziet het systeem van stroom. Uitbreidingssleuven. Op de systeemplaat bevinden zich drie uitbreidingsaansluitingen voor adapterkaarten die voldoen aan de PCI- specificaties. Deze kaarten worden gewoonlijk kortweg PCI-kaarten genoemd (alleen korte PCI-kaarten passen in de computer). Systeemplaat. De systeemplaat is met schroeven aan de binnenkant van het chassis bevestigd.
De binnenkant van de systeemeenheid (microtower) Als u de kap hebt verwijderd, kunt u in de systeemeenheid kijken (zie onderstaande afbeelding). Opmerking: Op de volgende pagina staat een beschrijving van de componenten binnenin de systeemeenheid. De computer beschikt over vier vakken (of compartimenten) voor stations, waarin twee stations van 5,25 inch en twee stations van 3,5 inch kunnen worden geïnstalleerd.
Page 63
Uitbreidingssleuven. Op de systeemplaat bevinden zich drie uitbreidingsaansluitingen voor adapterkaarten die voldoen aan de PCI- specificaties. Deze kaarten worden gewoonlijk kortweg PCI-kaarten genoemd. Systeemplaat. Vak 3. In dit vak kan een plat IDE vaste-schijfstation van 3,5 inch worden geïnstalleerd. Bij veel modellen bevindt het in de fabriek geïnstalleerde vaste-schijfstation zich in dit vak.
Page 64
IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker...
Hoofdstuk 6: Adapterkaarten en stations installeren Lees de volgende gedeelten vóórdat u begint met het installeren of verwijderen van hardware in de systeemeenheid: • “Een beeld van de nieuwe hardware krijgen” op pagina 40 In dit gedeelte vindt u informatie over mogelijke resourceconflicten. De nieuwe hardware kan namelijk proberen resources te gebruiken die al zijn toegewezen aan andere hardware.
Conflicten met geïnstalleerde adapters oplossen Als er bij aankoop al een modem in de computer geïnstalleerd was, kan dit gedeelte u helpen mogelijke conflicten tussen uw nieuwe hardware en de modem te voorkomen. Als na afloop van de installatie van de nieuwe hardware blijkt dat de nieuwe hardware of de modem niet werkt, kunt u Apparaatbeheer van Windows gebruiken om de resources van de modem te vergelijken met die van de nieuwe hardware.
Werken met de hardware in de systeemeenheid Als u de kap van de systeemeenheid nog niet hebt verwijderd, lees dan eerst “Veiligheidsrichtlijnen” op pagina viii en “De systeemeenheid openen” op pagina 44. Als u zowel een adapterkaart als een station wilt installeren, begin dan met het station en installeer pas daarna de adapterkaart.
Adapterkaarten installeren en verwijderen (desktopmodel) Op de systeemplaat bevinden zich drie aansluitingen voor PCI-kaarten (alleen korte PCI-kaarten passen). Zorg dat u de procedure in “De systeemeenheid openen” op Opmerking: pagina 44 correct hebt uitgevoerd.U hebt de statische elektriciteit dan uit uw lichaam afgevoerd. Adapterkaarten installeren De uitbreidingssleuven in de computer zijn uitsluitend geschikt voor PCI-kaarten.
Adapterkaarten installeren en verwijderen (microtower) Op de systeemplaat bevinden zich drie aansluitingen voor PCI-kaarten. Zorg dat u de procedure in “De systeemeenheid openen” op Opmerking: pagina 44 correct hebt uitgevoerd.U hebt de statische elektriciteit dan uit uw lichaam afgevoerd. Adapterkaarten installeren De uitbreidingssleuven in de computer zijn uitsluitend geschikt voor PCI-kaarten.
Stations installeren De computer beschikt over vier vakken of compartimenten waarin diverse soorten stations kunnen worden geïnstalleerd. Zie “De binnenkant van de systeemeenheid (desktopmodel)” op pagina 48 en “De binnenkant van de systeemeenheid (microtower)” op pagina 50 voor informatie over en de locatie van de stationsvakken.
Page 71
Richtlijnen voor het aansluiten van IDE/ATA-signaalkabels Op de systeemplaat bevinden zich twee aansluitingen voor IDE/ATA-signaalkabels. Op elk van deze aansluitingen kunt u twee IDE/ATA-stations aansluiten, mits u over de juiste kabels beschikt. Als er twee stations zijn aangesloten op een IDE- aansluiting, moet het ene zijn ingesteld als master en het andere als slave.
Page 72
installeert, stelt u het nieuwe station in als master. Vervolgens stelt u het in de fabriek geïnstalleerde station in als slave. De jumpers voor het instellen van master en slave bevinden zich meestal aan de achterkant van het station. – Als het in de fabriek geïnstalleerde station een vaste-schijfstation is, stelt u het nieuwe station in als slave.
Het diskettestation verwijderen (desktopmodel) Als u het diskettestation wilt vervangen of verwijderen, gaat u als volgt te werk: 1. Ontkoppel de signaalkabel en de voedingskabel van de achterkant het station. 2. Trek de grendel omhoog waarmee de montagelade van het station vastzit. 3.
Het diskettestation verwijderen (microtower) Als u het diskettestation wilt vervangen, gaat u als volgt te werk: 1. Draai de schroef los waarmee de kap aan de achterkant vastzit. 2. Trek de grendel van de montagebeugel voor het station en de voedingseenheid omhoog en verwijder de montagebeugel.
Page 75
3. Ontkoppel de signaalkabel en de voedingskabel van de achterkant het station. 4. Draai de twee schroeven los waarmee het station in de lade vastzit. 5. Open het deurtje aan de voorkant van de computer. 6. Haal het diskettestation aan de voorkant uit de computer. 7.
Het CD-ROM-station verwijderen (desktopmodel) Als u het CD-ROM-station wilt vervangen of verwijderen, gaat u als volgt te werk: 1. Ontkoppel de voedingskabel, de audiokabel en de signaalkabel van het CD- ROM-station. 2. Trek de grendel omhoog waarmee de montagelade van het station vastzit. 3.
Het CD-ROM-station verwijderen (microtower) U vervangt het CD-ROM-station als volgt: 1. Ontkoppel de voedingskabel, de audiokabel en de signaalkabel van het CD- ROM-station. 2. Draai de schroeven los waarmee het station vastzit. 3. Open het deurtje aan de voorkant van de computer. 4.
Het vaste-schijfstation verwijderen (desktopmodel) Als u het vaste-schijfstation wilt vervangen of verwijderen, gaat u als volgt te werk: 1. Verwijder het CD-ROM-station volgens de bovenstaande procedure. 2. Ontkoppel de voedingskabel en de signaalkabel van zowel het vaste- schijfstation als het diskettestation. 3.
Het vaste-schijfstation verwijderen (microtower) Als u het vaste-schijfstation wilt vervangen of verwijderen, gaat u als volgt te werk: 1. Ontkoppel de signaalkabel en de voedingskabel van het station. 2. Leg de computer op zijn zijkant om bij de schroeven aan de onderkant te kunnen.
De CMOS-instellingen bijwerken Als u een PCI-adapterkaart, geheugen of een IDE-station installeert, wordt dat gedetecteerd door het BIOS (Basic Input/Output System) van het systeem en worden de CMOS-instellingen automatisch bijgewerkt. Installeert u een ander type apparaat, bijvoorbeeld een diskettestation, moet u naar het programma IBM BIOS Setup gaan en de vereiste resources (IRQ's) handmatig aan de apparaten toewijzen.
Hoofdstuk 7. Componenten op de systeemplaat installeren Als u wilt werken met de hardwarecomponenten op de systeemplaat, moet u eerst de stekker uit het stopcontact halen en de kap van de computer verwijderen. Lees vóórdat u binnenin het systeem gaat werken de “Veiligheidsrichtlijnen” op pagina viii.
Onderdelen op de systeemplaat (machinetype 6266, 6270 en 6276) Als u hardware in de computer wilt installeren of vervangen, is het belangrijk om te weten hoe de systeemplaat is opgebouwd. Hieronder ziet u een voorbeeld van de systeemplaat van machinetype 6266, 6270 en 6276. De nummers in de afbeelding verwijzen naar de beschrijvingen op de volgende pagina.
Page 83
De systeemplaat, ook wel het moederbord genoemd, is de belangrijkste printplaat in de computer. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. Dit geldt zowel voor apparaten die vooraf in de fabriek zijn geïnstalleerd als voor apparaten die u op een later tijdstip zelf installeert.
PCI-aansluitingen en jumpers Aansluitingen voor adapterkaarten U kunt korte PCI-kaarten aansluiten op de speciale aansluitingen op de systeemplaat. Aan de hand van de volgende tabel kunt u bepalen welke kaarten u in welke aansluitingen kwijt kunt. Aansluiting Type adapterkaart dat u kunt installeren PCI-sleuf 1 PCI-kaart met een lengte van maximaal 169 mm PCI-sleuf 2...
Het systeemgeheugen uitbreiden Op de systeemplaat bevinden zich twee aansluitingen voor geheugenmodules: DIMM 0 en DIMM 1. In deze aansluitingen kunnen Dual Inline Memory Modules (DIMM's) worden geplaatst die 3,3 Volts enkel- of dubbelzijdig synchroon DRAM (SDRAM) bevatten. U kunt maximaal 256 MB systeemgeheugen in deze aansluitingen installeren.
Een geheugenmodule verwijderen Als u een DIMM wilt verwijderen, drukt u de klemmetjes aan weerszijden van de aansluiting naar buiten en trekt u de DIMM weg. Het systeemgeheugen controleren Als u de instellingen van het systeemgeheugen in het programma IBM BIOS Setup wilt controleren, kiest u System Summary in het hoofdmenu.
De systeembatterij vervangen U kunt de batterij als volgt vervangen: Lees vóórdat u de lithiumbatterij vervangt de kennis- geving over de lithiumbatterij op “Informatie over de Opmerking: lithiumbatterij” op pagina xi. 1. Kijk op welke manier de batterij in de houder zit. 2.
3. Stel de datum en tijd in. 4. Sla uw wijzigingen op en sluit het programma IBM BIOS Setup af. 5. Kies Yes met de pijl naar links en druk op Enter om de wijzigingen op te slaan. U kunt de datum en tijd ook instellen vanuit Windows. 1.
Hoofdstuk 8. Problemen opsporen en oplossen Dit hoofdstuk komt van pas als de computer niet meer werkt of als er een foutbericht wordt afgebeeld. De volgende hoofdonderwerpen komen aan bod: • “Enkele eenvoudige oplossingen” op pagina 78 Hier vindt u een overzicht van algemene problemen die u kunt tegenkomen als u met de computer werkt.
Enkele eenvoudige oplossingen Stap 1 Branden de aan/uit-lampjes van de systeemeenheid en het beeldscherm? Het systeem en het beeldscherm krijgen stroom. Ga naar Stap 2. a. Druk op de aan/uit-schakelaars van de computer en het beeldscherm en controleer of beide apparaten aan gaan. b.
Page 91
Stap 2 Gaf het systeem na het aanzetten een geluidssignaal? Er is een probleem met de systeemeenheid. Zoek Ja, meer dan één de foutcode of het foutbericht op in de paragraaf “Foutcodes en -berichten” op pagina 93 en voer de bijbehorende actie uit.
Page 92
Stap 3 Wordt er iets afgebeeld op het beeldscherm? Als een van de volgende dingen gebeurt, kan er een probleem met de systeemeenheid zijn: • Er verschijnt een foutbericht. Zoek de foutcode of het foutbericht op in de paragraaf “Foutcodes en -berichten” op pagina 93 en voer de bijbehorende actie uit.
Page 93
Stap 3 Wordt er iets afgebeeld op het beeldscherm? (vervolg) • De kleuren op het scherm zijn verkeerd. Controleer of de signaalkabel van het beeldscherm goed is aangesloten. Als het probleem blijft bestaan, raadpleegt u “Hardware- en softwareproblemen oplossen” op pagina 83. •...
Hardware- en softwareproblemen oplossen Hardwareproblemen Tabel 1: Hardwareproblemen Als dit het probleem is..moet u dit doen: Het scherm is zwart (geen Als u geheugenmodules of adapterkaarten hebt foutcode) en er klonk een geïnstalleerd, controleer dan of dat correct is gebeurd. geluidssignaal tijdens de Instructies voor het installeren van geheugenmodules vindt zelftest (POST).
Page 96
Tabel 1: Hardwareproblemen (vervolg) Als dit het probleem is..moet u dit doen: Wachtwoord kan niet 1. Controleer of u wel het juiste wachtwoord opgeeft. worden opgegeven 2. Controleer of de toetsenbordkabel goed is aangesloten op de toetsenbordpoort aan de achterkant van de systeemeenheid.
Page 97
Tabel 1: Hardwareproblemen (vervolg) Als dit het probleem is..moet u dit doen: Schrijven naar diskette 1. Controleer of u het juiste type diskette gebruikt. lukt niet Controleer of de diskette correct geformatteerd is. 2. Controleer of de diskette misschien beschermd is tegen schrijven.
Page 98
Tabel 1: Hardwareproblemen (vervolg) Als dit het probleem is..moet u dit doen: De muis werkt niet 1. Probeer of de muis wèl werkt als u hem bijvoorbeeld op een muismat gebruikt. 2. Controleer of u op het actieve scherm een muis kunt gebruiken.
Page 99
Tabel 1: Hardwareproblemen (vervolg) Als dit het probleem is..moet u dit doen: Modem/ 1. Controleer of het telefoonsnoer goed aangesloten is. communicatiefouten 2. Controleer of de telefoonaansluiting het doet. Dit doet u door er een werkende telefoon aan te sluiten. Kijk of u verbinding kunt krijgen.
Page 100
Tabel 1: Hardwareproblemen (vervolg) Als dit het probleem is..moet u dit doen: Printerfout 1. Controleer of de printer aan staat. 2. Controleer of de printerkabel goed is aangesloten op de printer en op de parallelle poort aan de achterkant van de systeemeenheid.De parallelle poort is te herkennen aan dit symbool: 3.
Softwareproblemen Tabel 2: Softwareproblemen Als dit het probleem is..moet u dit doen: De systeemklok onthoudt Meestal wordt dit probleem veroorzaakt door een de tijd niet programmafout, niet door een storing in de hardware. Als dit probleem optreedt, doet u het volgende: 1.
Page 102
Tabel 2: Softwareproblemen Als dit het probleem is..moet u dit doen: De parameter Power Meer informatie vindt u in het bij uw computer geleverde Switch < 4 sec. in het boekje “Vooraf geïnstalleerde software”. menu Power Management van het programma IBM BIOS Setup is ingesteld op Power Off, maar het systeem gaat niet uit als u...
Modemproblemen Uw modem is ontworpen op betrouwbare en probleemloze werking. Mochten er desondanks problemen zijn, dan kan de informatie in dit gedeelte u helpen de oorzaak op te sporen en het probleem op te lossen. Kunt u het probleem zelf niet oplossen, roep dan de hulp in van het IBM PC HelpCenter.
Page 104
Tabel 3: Modemproblemen (vervolg) Als dit het probleem is..moet u dit doen: De modem maakt 1. Controleer of alle communicatieparameters verbinding maar er (baudwaarde, gegevens-, stop- en pariteitsbits) correct verschijnen geen geconfigureerd en aan beide kanten van de lijn gelijk gegevens op het scherm zijn.
Foutcodes en -berichten Als u een foutcode of -bericht op het scherm ziet, zoek die code of dat bericht dan op in de volgende tabel en voer de aanbevolen herstelprocedure uit. Tabel 4: Foutcodes en -berichten Foutcode Foutbericht Herstelprocedure CMOS battery failed Laad de standaardinstellingen in het programma IBM BIOS Setup en start het systeem opnieuw op.
Page 106
Tabel 4: Foutcodes en -berichten (vervolg) Foutcode Foutbericht Herstelprocedure Floppy disk fail (80) Er kan geen reset van het diskette- subsysteem worden uitgevoerd. Laad de standaardinstellingen in het programma IBM BIOS Setup. Floppy disk(s) fail (40) Het type diskettestation is onjuist. Controleer de BIOS-instelling.
Page 107
Tabel 4: Foutcodes en -berichten (vervolg) Foutcode Foutbericht Herstelprocedure 1781 Primary slave hard disk fail 1. Laad de standaardinstellingen in het programma IBM BIOS Setup. 2. Controleer of de jumper van het IDE- station goed staat. 3. Controleer of het IDE-station stroom ontvangt.
Diagnoseprogramma's Bij de computer worden twee diagnoseprogramma geleverd: • PC-Doctor voor Windows: Dit diagnoseprogramma werkt onder Windows en is vooraf op uw computer geïnstalleerd. PC-Doctor voor Windows kan weliswaar de oorzaak van bepaalde hardwareproblemen opsporen, maar werkt het beste voor het opsporen van softwareproblemen. Voor instructies raadpleegt u “PC- Doctor voor Windows starten”...
Bijlage A. Specificatietabellen Plaatsing van geheugenmodules In deze tabel zoet u hoe u DIMM-modules (dual inline memory modules) in de aansluitingen met het bijschrift DIMM1 Bank 0 en DIMM Bank 1 kunt plaatsen. In “Onderdelen op de systeemplaat (machinetype 6266, 6270 en 6276)” op pagina 70 kunt u zien waar de DIMM-aansluitingen zich bevinden.
Overzicht van geheugenadressen In deze tabel ziet u de hexadecimale adressen van de gebieden in het systeemgeheugen. Deze informatie is van belang bij adapterkaarten waarvoor u een geheugengebied moet instellen. Tabel 2: Overzicht van geheugenadressen Adresbereik Beschrijving 0~640 kB (000000 ~ 09FFFF) Hoofdgeheugen 640~768 kB (0A0000 ~ 0BFFFF) VGA-geheugen...
I/O-adressen In deze tabel ziet u de hexadecimale adressen voor elk van de I/O-functies van de systeemplaat. Deze informatie is van belang als u een adapterkaart installeert waarvoor u I/O-adressen moet instellen. Tabel 3: Systeem I/O-adressen Adresbereik Functie (hexadecimaal) 000-00F DMA-controller 1 020-021 Interruptcontroller 1...
Page 112
Tabel 3: Systeem I/O-adressen (vervolg) Adresbereik Functie (hexadecimaal) 3F7-3F7 Primaire EIDE 3F8-3FF Seriële asynchrone poort 1 0CF8 Configuratie-adresregister 0CFC Configuratiegegevensregister 778-77A Parallel, printerpoort 1 100 IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker...
Systeeminterrupts In deze tabel ziet u een overzicht van de de systeem-IRQ's (Interrupt ReQuests) en hun functies. Deze informatie is van belang als u een adapterkaart installeert waarvoor u IRQ's moet instellen. In bepaalde gevallen wordt de IRQ gebruikt door het genoemde apparaat.
DMA-kanalen In deze tabel ziet u de kanaaltoewijzingen voor directe geheugentoegang (DMA, direct memory access). Dankzij DMA kunnen I/O-apparaten gegevens rechtstreeks met het geheugen uitwisselen, zonder tussenkomst van de processor. Als u een I/ O-apparaat installeert dat gebruik maakt van DMA, kan het nodig zijn een beschikbaar DMA-kanaal te kiezen.
Seriële-poortadressen IBM Personal Computers beschikken over een ingebouwde seriële poort. De fysieke aansluiting bevindt zich aan de achterkant van de computer. Deze poort kan niet alleen worden gebruikt voor een seriële muis, een seriële printer of een ander serieel apparaat, maar ook voor communicatie met een andere computer. De ingebouwde seriële poort ondersteunt de volgende adressen en interrupts.
Aansluitingen op de systeemplaat In de volgende tabel ziet u een overzicht van de aansluitingen op de systeemplaat. Voor een afbeelding van de plaats van deze aansluitingen raadpleegt u “Onderdelen op de systeemplaat (machinetype 6266, 6270 en 6276)” op pagina 70. Tabel 7: Aansluitingen op de systeemplaat Aansluiting Functie...
Bijlage B. Modemgegevens Voorzieningen van de modem De modem maakt het mogelijk om via een telefoonlijn te communiceren met andere computers, faxapparaten en telefoons. Informatie voor het aansluiten van de modem op het telefoonnet vindt u in “De modem aansluiten op het telefoonnet” op pagina 14.
Page 118
Als er bij levering al een modem in de computer geïnstalleerd was, is dat een V.90- modem.Dit is een communicatie-apparaat dat met hoge snelheid gegevens en faxen kan verzenden en ontvangen. De modem is compatibel met de volgende standaarden: • V.90 •...
De modem bedienen Algemene functies, zoals een nummer kiezen, bestanden overbrengen en faxen, kunt u uitvoeren met behulp van de bij de computer geleverde communicatiesoftware. Informatie over het configureren van de communicatiesoftware vindt u in “De communicatiesoftware configureren” op pagina 15. Ondanks de aanwezigheid van deze geavanceerde communicatiesoftware blijft het mogelijk de modem te bedienen met behulp van zg.
Als u geen spraakmodem hebt, kunt u Automatisch beantwoorden het beste uitschakelen als u de modem niet gebruikt. Anders kan het gebeuren dat bellers worden verwelkomd met de modemtoon. U zet Automatisch beantwoorden uit met de opdracht ATS0=0. In bepaalde communicatieprogramma's moet u de optie "Auto Answer On" / "Auto Answer Off"...
Page 121
De communicatiesoftware bepaalt hoe de modem omgaat met Wisselgesprek. Voor specifieke instructies kunt u de documentatie van de software raadplegen. Als er bij levering al faxsoftware op de computer geïnstalleerd was, vindt u in de online Help en in de andere documentatie van die software aanvullende informatie. Informatie over de modem 109...
Modemopdrachten In dit gedeelte vindt u informatie over de modemopdrachten waarmee u de modem vanaf de DOS-prompt kunt bedienen. De opdrachten uitvoeren Meteen na het aanzetten staat de modem in de opdrachtwerkstand en is hij gereed om AT-opdrachten uit te voeren. De modem blijft in deze werkstand totdat er een verbinding met een andere modem tot stand wordt gebracht.
AT-opdrachten Tabel 1: AT-opdrachten Opdracht Functie Inkomend gesprek beantwoorden De laatst opgegeven opdracht wordt herhaald. Opmerking: Typ vóór deze opdracht geen AT en druk na de opdracht niet op Enter. 0-9, A-D, # en * L = laatste nummer opnieuw kiezen P = pulskiezen T = toonkiezen W = wachten op tweede kiestoon...
Page 124
Tabel 1: AT-opdrachten (vervolg) Opdracht Functie Luidspreker altijd uit Luidspreker aan totdat carrier is vastgesteld Luidspreker altijd aan Terugkeren naar gegevenswerkstand Equalizer-retrain starten en terugkeren naar gegevenswerkstand Pulskiezen Resultaatcodes inschakelen Resultaatcodes uitschakelen S-register r lezen, waarbij r=0-95 Sr=n S-register r instellen op waarde n (r=0-95, n=0-255) Toonkiezen Responscodes numeriek Responscodes als tekst...
Waarden voor +MS Tabel 2: Waarden voor +MS +MS=<carrier>,<autowerkstand>,<min verzendsnelheid>,<max verzendsnelheid>,<min ontvangstsnelheid>,<max ontvangstsnelheid> <carrier>= B103 voor Bell 103 (300 bps) B212 voor Bell 212 (1200 bps) V21 voor V.21 (300 bps) V22 voor V.22 (1200 bps) V22B voor V.22bis (1200-2400 bps) V23C voor V.23 V32 voor V.32 (4800 &...
Uitgebreide AT-opdrachten Tabel 3: Uitgebreide AT-opdrachten Opdracht Functie &C0 Carrier Detect (CD) altijd aan &C1 CD als er een niet-lokale carrier aanwezig is &D0 DTR-signaal negeren &D1 Modem laten terugkeren naar Opdrachtwerkstand na wisseling van DTR &D2 Verbinding verbreken en modem laten terugkeren naar Opdrachtwerkstand na wisseling van DTR &F Standaard fabriekconfiguratie laden...
Responscodes In de volgende tabel vindt u een overzicht van de codes die de modem naar de computer stuurt als reactie op de opdrachten die u opgeeft. Deze codes worden responscodes genoemd. Tabel 5: Elementaire responscodes Cijfercode Tekstcode Betekenis Opdracht is zonder fouten uitgevoerd Connect Verbinding met 300 bps Ring...
S-registers S-registers zijn geheugengebieden in de modem. De AT-opdrachtenset gebruikt deze S-registers voor het configureren van modemopties. Sommige S-registers hebben een standaardinstelling. Voor normaal modemgebruik voldoen de standaardinstellingen uitstekend. Onder speciale omstandigheden kan het echter nodig zijn bepaalde instellingen te wijzigen. Als u de waarde van een S-register wilt lezen of wijzigen, begint u de opdracht met de letters AT.
Page 130
De volgende tabel geeft een overzicht van de S-registers: Tabel 6: S-registers Register Functie Bereik/Eenheid Standaard Aantal keer overgaan voor 0-255 /keer overgaan automatisch beantwoorden Teller voor aantal keer 0-255 /keer overgaan overgaan Teken voor escapecode 0-255 /ASCII Teken voor terugloop 0-127 /ASCII Teken voor regelopschuiving 0-127 /ASCII...
Bijlage C. Beeldschermterminologie Bij het doorlezen van de documentatie van uw beeldscherm en de informatie over het beeldscherm in dit boek, kunt u bepaalde technische termen tegenkomen. Mochten deze termen nieuw voor u zijn, raadpleeg dan de onderstaande tabel. Tabel 1: Beeldschermterminologie Term Definitie horizontale frequentie...
Page 132
120 IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker...
Page 134
Internet 16 verbinding via de wizard Internet- schijfstations 33, 48, 50 verbinding 17 aansluitingen op de systeemplaat 58 verbinding via The Microsoft Network installeren en verwijderen 58 signaalkabels 58 IRQ's 101 seriële-poortadressen 103 signaalkabels aansluiten 60 kleurenpalet 8 IDE/ATA 59 softwareproblemen computer gaat niet naar Standby 89 lezen van diskette of CD lukt niet 84...