worden; 5 cm ventilatieruimte is over het algemeen voldoende. Zorg er ook
voor dat de lucht niet naar iemand anders wordt geblazen.
Stopcontacten en kabellengte
De plaats van stopcontacten en de lengte van de netsnoeren en kabels van
apparaten kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke opstelling van de com-
puter.
Denk bij het opstellen van de computer aan het volgende:
v Vermijd het gebruik van verlengsnoeren. Sluit het netsnoer van de computer
indien mogelijk direct op een stopcontact aan.
v Houd netsnoeren en kabels uit de buurt van looppaden en andere plaatsen
waar mensen erover kunnen struikelen of er per ongeluk tegenaan kunnen
lopen.
Meer informatie over netsnoeren vindt u in "Kennisgevingen voor het
netsnoer" op pagina 36.
De kabels aansluiten
Sluit de computer aan volgens de aanwijzingen in dit hoofdstuk. De kleine
symbolen op de volgende pagina's en op de achterkant van de computer
geven aan waarvoor de aansluitingen worden gebruikt.
Als de kabels van de computer voorzien zijn van een kleurcode, zorgt u dat
het kabeleinde van een bepaalde kleur in de aansluiting met dezelfde kleur
wordt geplaatst. Een blauw kabeleinde hoort bijvoorbeeld in een blauwe aan-
sluiting.
1. Controleer of de voltageschakelaar in de juiste stand staat. Verzet de scha-
kelaar indien nodig met de punt van een pen.
v Als het voltage van het lichtnet tussen 90 en 137 volt wisselstroom ligt,
stelt u de schakelaar in op 115 V.
v Als het voltage van het lichtnet tussen 180 en 265 volt wisselstroom ligt,
stelt u de schakelaar in op 230 V.
2. Sluit de signaalkabel van het beeldscherm aan op het beeldscherm en
draai de schroeven stevig aan.
Opmerking: Als u een grafische kaart hebt, sluit u het beeldscherm aan
op die kaart. Die aansluiting heeft wellicht niet een cor-
responderend symbool.
Hoofdstuk 1. De computer installeren
3